Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zij namen [Hem] waar, en zonden [21]verspieders uit, die zichzelven veinsden [22]rechtvaardig te zijn; opdat zij Hem in [Zijn] rede [23]vangen mochten, om Hem aan de heerschappij en de macht des stadhouders over te leveren. 21. Of, laagleggers. 22. Dat is, als die oprecht met Hem wilden handelen, en niet gaarne iets zouden doen of lijden, dat onrecht ware, of tegen Gods bevel. 23. Dat is, behalen, of achterhalen, of zijne rede berispen.